Wie als toerist hier de eerste keer in Almeria met het vliegtuig aankomt verbaast zich over de enorme oppervlaktes met serres. Mooi is dit niet. Je kijkt letterlijk op een zee van plastiek. Maar die agricultuur betekent voor de streek een onontbeerlijke bron van inkomsten en werk. En achter het lelijke uiterlijk schuilt er een moderne technologie die je niet voor mogelijk zou houden. Een bedrijfsbezoek aan de tomatenkwekerij van Pepe en Sylvia, vrienden van Leen en Frans heeft ons een en ander duidelijk gemaakt.
We komen binnen in een grote ruimte waar naast twee jetski’s en een motorboot een computerlokaal, grote machines, buizen en kranen te zien zijn. Pepe legt ons uit waarvoor dit alles moet dienen.
Het hele proces wordt computergestuurd. Het begint al met het water dat gebruikt wordt. Dat moet aan bepaalde normen beantwoorden en mag niet te zout zijn. Water komt van drie verschillende bronnen. Regenwater (2,5 miljoen liter) opgevangen op 25.000 m2 serres. Niettegenstaande het in onze ogen toch al heel wat geregend heeft is de voorraad nog verre van aangevuld. Water uit de ondergrond (pozos) en water van de ontziltingsinstallatie. (leidingwater dus) De computer meet het mengsel en stuurt bij.
Water wordt hier niet verpild. De toegevoegde waarde aan 1m2 water in Almeria en omstreken is twintig keren groter is dan elders. (nederland bevoorbeeld)
Na de technische uitleg gaan we naar de serre. Er is een sas om te beletten dat ongewenste insecten binnenkomen en andere buiten vliegen. Beide eigenaars zijn gepassioneerde mensen. Zij werken volgens een ecologische methode. Een productiemethode die de natuur en de biocyclus maximaal respecteert. Er worden enkel natuurlijke producten gebruikt en al zeker geen genetisch gemanipuleerde zaden. Volgens Pepe werken reeds 15% van de kwekers met deze techniek. Die worden dan ook regelmatig gecontroleerd. Het is een techniek op punt gezet, en voortdurend verbeterd, door onderzoekscentra in Almeria. Men komt van overal kijken tot zelfs vanuit China en Japan. De zaden moeten ze aankopen bij een van de drie grote zadenbanken van de wereld. Die hebben volgens Pepe een betreurenswaardig quasi monopolie. Een ervan is in handen van Israël. Eigen zaden mogen niet gebruikt worden. Zij kopen alles op. Ook de zaden van succesvolle varianten die in Almeria werden gekweekt.
Het klimaat in de serres wordt computergestuurd. Temperatuur, relatieve vochtigheid en zelfs het licht, alles wordt geoptimaliseerd. Gordijnen gaan open en dicht, luchtverversingskoepels gaan open en dicht, ventilatoren zuigen lucht naar buiten of omgekeerd. Vernevelingsinstallatie gaan aan als het te droog is. Op de grond wordt witte plastiek gelegd in de winter om het licht optimaal te weerkaatsen. Bijen worden in de serre gezet om de bestuiving te bevorderen.
In de zomer, vooraleer de zaden in de grond gaan wordt alles met doorschijnende plastiek afgedekt. Gaan de ventilatieopeningen dicht en loopt de temperatuur in de grond op tot 70°. Dit om zoveel mogelijk ziektekiemen te doden.
Dankzij de schaduwdoeken is het in de serres aangenaam. In de zomer slechts een beetje warmer dan buiten. Maar dat stuurt men zo. De planten worden dan gestresseerd en dat bevordert het vormen van bloemen. En dus vruchten.
In de winter kan het gebeuren dat er een beetje moet verwarmd worden om bevriezen te voorkomen. Verleden jaar een tweetal nachten. Daarvoor hebben ze verwarmingelementen op wieltjes. Die ingezet worden indien nodig.
Het werken met de ecologische methode betekent een forse inlevering op de opbrengst per m2. De kweker krijgt meer voor zijn product. Maar zoals in België wordt er ook hier geklaagd over een te kleine marge, een te groot percentage die onderweg aan allerlei tussenpersonen moet betaald worden. Toch kunnen we ons niet van de indruk ontdoen dat alles bij elkaar deze mensen een mooi bedrijf hebben en met zorg voor het milieu werken.
Een volgende keer dat we naar die zee van “Invernaderos” kijken zal dat met een heel ander gevoel zijn.